De paragraaf grondbeleid is, op grond van het Besluit begroting en verantwoording (BBV) een verplicht onderdeel van de meerjarenprogrammabegroting (MJB). In de begroting en verantwoordingscyclus van de gemeente wordt elk jaar het grondbeleid opgenomen in zowel de jaarrekening als de MJB.
In de MJB heeft de paragraaf de functie van een vooruitblik. Deze vooruitblik beschrijft tenminste:
Ad. 1. en 2. Visie en wijze uitvoering grondbeleid
De hoofddoelstelling van het gemeentelijk grondbeleid blijft onveranderd: het grondbeleid ondersteunt de ruimtelijke ontwikkeling van de stad.
De missie van het grondbeleid is om direct en indirect met inzet van financiële en juridische instrumenten bij te dragen aan een evenwichtige en duurzame ontwikkeling van Purmerend. Waarmee een bijdrage wordt geleverd aan een (combinatie van) maatschappelijke en financiële meerwaarde. Om dat te bereiken streven wij daarbij naar een zogenaamd situationeel grondbeleid. Met de invulling van het situationeel grondbeleid wordt de ingezette lijn, zoals in de paragraaf grondbeleid van 2017 is opgenomen, nader vormgegeven.
Situationeel grondbeleid wil zeggen dat, afhankelijk van een concrete situatie, we onze werkwijze en rolneming bepalen. Naast inhoudelijke beleidskaders is het reëel dat ook expliciet financiële en juridische kaders meesturend zijn.
Momenteel wordt er gewerkt aan een nieuwe Nota Grondbeleid omdat de huidige Nota Grondbeleid uit 2012 is verouderd. Eind 2017 wordt de nieuwe Nota Grondbeleid ter vaststelling aan de raad aangeboden. In deze nota is het situationeel grondbeleid uitgewerkt.
Ad. 3., 4. en 5. Meerjaren programma Grondexploitaties
De gemeente Purmerend kent in aanvulling op de begroting en de jaarrekening het meerjarenprogramma grondexploitaties (MPG). Het MPG is een rapportage waarin informatie wordt gegeven over de voortgang van de grondexploitaties, waarin wordt teruggekeken op het afgelopen jaar en vooruitgekeken naar de komende jaren. De te verwachten ontwikkelingen worden financieel vertaald. Tevens wordt een inschatting gemaakt van de risico’s. De publicatie van het MPG vormt de laatst bekende bedrijfseconomische barometerstand rond de ruimtelijke plannen en ontwikkelingen. De raad heeft in juni 2017 de MPG 2017 vastgesteld. Voor de conclusies wordt verwezen naar paragraaf 8.1 van het MPG (bladzijde 36 e.v.).
Wat willen we regelen in deze paragraaf?
De paragraaf is geen middel om ‘nieuw beleid’ vast te stellen. Nieuw beleid wordt conform de daarvoor geldende processen en procedures vastgelegd. De paragraaf grondbeleid is het middel bij uitstek om:
Ad. 1. De Omgevingswet / omgevingsvisie
Momenteel is een stelselherziening voor het omgevingsrecht in voorbereiding. De Omgevingswet vormt de basis van deze stelselherziening en zal naar de huidige verwachtingen niet vóór 2020 in werking treden.
Een omgevingsvisie is vanaf dat moment verplicht voor gemeenten. Deze komt in de plaats van de structuurvisie. Een omgevingsvisie bevat een beschrijving van de hoofdlijnen van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving, de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming en het behoud van het grondgebied en, tenslotte, de hoofdzaken van het voor de fysieke leefomgeving te voeren integrale beleid. De mogelijkheden die een omgevingsvisie biedt, kunnen mogelijk een goede bijdrage leveren aan het oplossen van verschillende knelpunten en het verwezenlijken van de ambities.
De Omgevingswet kan effect hebben op de mogelijkheden omtrent het kostenverhaal voor bovenplans en de bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen zoals opgenomen in de nota Planoverschrijdende Ruimtelijke Openbare Faciliteiten. De nota dateert uit 2011 en wordt binnenkort geactualiseerd.
Naast de invoering van de Omgevingswet vindt de herziening van de Onteigeningswet en de Wet Voorkeursrecht Gemeenten plaats via de zogenaamde aanvullingswet Grondeigendom waaraan momenteel ook wordt gewerkt. Hierbij is tevens aandacht voor (vrijwillige) stedelijke kavelruil.
Het nieuwe stelsel biedt mogelijkheden om als lokale overheid flexibeler te kunnen inspelen op ruimtelijke en maatschappelijke ontwikkelingen. De mate van flexibiliteit heeft invloed op het grondbeleid en de wijze waarop de gemeente met haar grondvoorraad wil omgaan.
Ad. 2. Ladder duurzame verstedelijking
De ladder voor duurzame verstedelijking is een instrument waarmee vraag en aanbod van stedelijke functies op elkaar worden afgestemd. Doel is goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de binnenstedelijke ruimte in stedelijke gebieden. De ladder is als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen. De gemeenten hebben met de provincie Noord-Holland onder andere afspraken gemaakt ten aanzien van bedrijventerreinen en woningbouwproductie. Deze laatste afspraken zijn bijvoorbeeld vastgelegd in het RAP (Regionaal Actie Programma). Een blijvende monitoring op de regionale afspraken is essentieel. Hiermee wordt voorkomen dat projecten juridisch worden gedwarsboomd op uitvoering. Om mogelijke claims te voorkomen worden de belangen van bestaande (contract)afspraken gerespecteerd.
Een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de vorm van een uitleggebied mogelijk maakt, moet verplicht vergezeld gaan van een toelichting waarin de toets aan de ladder is beschreven.
Ad. 3. Grondbeleid nieuwe stijl
Eind 2017 wordt de nieuwe Nota Grondbeleid aan de Raad ter vaststelling voorgelegd. De belangrijkste onderwerpen van deze nieuwe Nota Grondbeleid zijn:
Ad. 4. Macro-economische ontwikkelingen
De economische ontwikkelingen in Metropoolregio Amsterdam zorgen ervoor dat voor Purmerend de macro-economische signalen op steeds meer terreinen een groeiend perspectief bieden. Het consumentenvertrouwen, de werkgelegenheid en de economische groei blijven zich positief ontwikkelen, met als gevolg een stijgende vraag op de woning- en bedrijvenmarkt naar woningen en bouwkavels. Door deze stijgende vraag naar met name woningen, zijn de afgelopen jaren de VON (vrij op naam) prijzen van woningen sterk gestegen. De grondprijzen in lopende grondexploitaties profiteren daarvan. Een belangrijke oorzaak van de stijgende vraag naar woningen is de tot nu toe aanhoudende lage hypotheekrente, de sterke groei van woningzoekenden en een groeiende werkgelegenheid in de regio en dan met name in Amsterdam.
Vanwege de explosieve vraag naar woningen stijgen de bouwkosten en worden grondstoffen schaars, waardoor de bouwproductie stagneert en de prijzen nog verder zullen stijgen met als gevolg dat de woningen voor bepaalde bevolkingsgroepen onbetaalbaar dreigen te worden. Het bedienen van de lokale woningmarkt komt daarmee onder druk te staan. Tevens bestaat er een reële kans dat de hypotheekrente op enig moment gaat stijgen. De signalen hiervoor hebben zich al aangediend in de vorm van een lichte stijging van de hypotheekrente. Verdere stijging kan grote gevolgen hebben voor de woningmarkt.
Ad. 5. Ontwikkelingen in lopende projecten
Het herstel van de woningmarkt in 2016 heeft zich in de projecten voortgezet. Zo zijn in Kop West nagenoeg alle bouwkavels voor particulier opdrachtgeverschap in bouwveld A verkocht. Daarnaast zijn de bouwvelden B, C, G, H en K verkocht aan ontwikkelende partijen (circa 55% van de uitgeefbare gronden). Binnenstedelijk zet de woningbouwbehoefte zich door en vooral particuliere ontwikkelaars starten, of zijn gestart, met de planuitwerkingen om aan de groeiende woningvraag te voldoen. Voor een aantal locaties zijn onderhandelingen gestart, gaande of in een afrondende fase. Dit geldt ook voor in het bezit van de gemeente zijnde locaties. Sinds 2016 vertoont de vraag naar bouwkavels voor bedrijven op Baanstee-Noord een stijgende lijn. Op basis van deze trend is voor 2017 het verwacht aantal te verkopen vierkante meter bouwgrond in Baanstee-Noord verhoogd van 1,8 ha naar 3,5 ha.
Ad. 6. Vennootschapsbelasting (Vpb)
Per 1 januari 2016 is de vennootschapsbelasting (Vpb) ingevoerd voor ondernemingen van overheden. Het achterliggende doel van het wetsvoorstel is, mede onder druk van de Europese Commissie, het scheppen van een gelijkwaardig speelveld tussen overheidsondernemingen en private ondernemingen. Het is de bedoeling dat overheden die winst of structureel overschotten realiseren met activiteiten die concurreren met 'de markt’, Vpb-plichtig worden. Activiteiten die structureel verliesgevend zijn leiden niet tot belastingplicht. Er wordt daarbij een duidelijke link gelegd met de BBV-kaders.
Een belangrijk onderdeel van de gemeentelijke Vpb-plicht betreft het domein grondexploitatie. Daarvoor is met ondersteuning van het adviesbureau Deloitte een separaat traject gestart. Op basis van de geactualiseerde grondexploitaties 2017 wordt verwacht dat de gemeente vanaf 2017 Vpb-plichtig is. De uiteindelijk hoogte van de aangifte over 2017 zal echter eerst bij de aangifte van 2018 moeten blijken.
Toekomstige belastingaanslagen zullen voor de gemeente als één aanslag worden aangemerkt.
.