De paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing geeft inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is om niet begrote kosten te dekken. Door de beschikbaarheid van weerstandsvermogen hoeft bij een financiële tegenvaller in de begrotingsuitvoering niet direct tot een bezuiniging te worden overgegaan. Onderscheid wordt gemaakt tussen incidenteel en structureel weerstandsvermogen. Het eerste is bedoeld voor éénmalige tegenvallers en het tweede voor structurele tegenvallers. Het begrip weerstandsvermogen is als volgt gedefinieerd:
Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen:
A. De weerstandscapaciteit, zijnde de middelen en mogelijkheden waarover de gemeente beschikt of kan beschikken om niet begrote kosten te dekken.
B. Alle risico’s waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en die van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot de financiële positie.
Voor een goed begrip van wat er onder risico's valt en wat niet, zijn de onderstaande vuistregels behulpzaam:
Kortingen op algemene en specifieke uitkeringen
Voor kortingen op algemene (het gemeentefonds) en specifieke uitkeringen geldt dat deze worden ingeschat en verwerkt in de begroting.
Kosten
Voor gebeurtenissen waarvan het zeker is dat ze zich voor gaan doen en waarvan de omvang ook bekend is, worden voorzieningen ingesteld. Bij het weerstandsvermogen kunnen deze kosten derhalve buiten beschouwing worden gelaten. Hetzelfde geldt voor kosten waarvan de omvang minder goed is in te schatten, maar waarvoor wel een bestemmingsreserve is ingesteld. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de resterende boekwaarde van buiten gebruik te stellen onderwijspanden en de sanering van asbest.
Kleine risico's
Voor kleine risico's geldt dat de financiële betekenis hiervan niet zodanig materieel is dat hiermee rekening moet worden gehouden bij de bepaling van het benodigde weerstandsvermogen. In de begroting is een post onvoorzien opgenomen van € 50.000 om gedurende het jaar niet begrote uitgaven op te vangen. We hebben het dan niet over reguliere afwijkingen bij de uitvoering van de begroting. Hiervoor geldt dat meerdere malen per jaar er bijstelling van de begroting plaatsvindt.
Rampen en crisis
Voor rampen en crisissituaties geldt dat er een scala aan beheersmaatregelen is getroffen. Dit betreft enerzijds het rampenplan waarmee aangegeven wordt hoe een (dreigende) ramp of crisis te lijf wordt gegaan en anderzijds is er sprake van een verzekerd risico en voor zover dit niet het geval is zal worden teruggevallen op de Rijksoverheid. Uiteraard kan er sprake zijn van een financieel nadeel voor de gemeente. De omvang hiervan is niet vooraf in te schatten. Voor zover het in de beïnvloedingssfeer ligt van de gemeente wordt via de weg van vergunningen en periodieke toetsing gezorgd voor het minimaliseren van de risico's.
Vanaf 2018 wordt het jeugdhulpstelsel in de regio’s Amsterdam-Amstelland en Zaanstreek-Waterland verregaand vernieuwd. De vernieuwingen binnen de jeugdhulp zijn erop gericht om vanaf 2018 resultaatgericht te gaan werken, namelijk op basis van de ondersteuningsbehoefte van het gezin in plaats van op het aanbod van instellingen. De gemeenten kopen daartoe in 2018 specialistische jeugdhulp in om de resultaten van een breed perspectiefplan van een gezin, dat vooraf wordt opgesteld, integraal te kunnen realiseren. Het gezin krijgt de hulp die nodig is. De financiele impact van de conversie naar resultaatgerichte jeugdhulp is op het moment van het samenstellen van deze begroting nog niet duidelijk. Risico's die benoemd kunnen worden zijn het afschaffen van de huidige budgetplafonds, onzekerheid omtrent het realiseren van de verwachte kostenbesparing van de nieuwe manier van inkopen en de nieuwe wijze van financiering van de zorg (70% bij aanvang zorg en 30% bij einde zorg).
Om deze risico's te beheersen, investeren we in de toegang om daar waar het mogelijk is de doorstroom naar (duurdere) 2e lijns zorg te beperken. Tevens kunnen we bij een eventuele overschrijding van het budget de reserve risico's 3 decentralisaties inzetten. Mocht deze reserve niet voldoende zijn, wordt voorgesteld om de reserve transitie 3 decentralisaties aan te spreken.
Tot de weerstandscapaciteit worden de algemene reserve, stille reserves en de onbenutte belastingcapaciteit gerekend. In het onderstaande overzicht staan de afzonderlijke onderdelen beschreven en wordt aangegeven of en voor hoeveel deze onderdelen bijdragen aan de beschikbare weerstandscapaciteit.
Overzicht beschikbare weerstandscapaciteit
Onderdeel/Omvang/Duiding (bedragen x 1.000) | Telt mee voor |
---|---|
Onderdeel: Stille reserves Omvang: Maximaal € 2.000 Duiding: De te verkopen panden en gronden waar bij de verkoop een netto boekwinst kan worden gerealiseerd. Omdat de boekwinst al is verwerkt in de begroting is hier geen bijdrage aan de beschikbare weerstandscapaciteit. | € 0 |
Onderdeel: Onbenutte belastingcapaciteit Omvang: Circa € 4.159 Duiding: Het verschil tussen het belasting OZB in Purmerend en 120% van het landelijk gemiddelde. Tot het niveau van 120% zal hoe dan ook geen sprake zijn van toelating tot artikel 12. In Purmerend is de keuze gemaakt om als laatste maatregel de OZB te verhogen. De onbenutte belastingcapaciteit wordt daarom niet meegeteld als beschikbare weerstandscapaciteit. De tarieven voor de overige heffingen zoals de afvalstoffenheffing en de rioolheffing zijn volledig kostendekkend. | € 0 |
Onderdeel: Ombuigingspotentieel Omvang: € 0 Duiding: Via de kadernota en begroting is steeds actief gestuurd op ombuigingsmogelijkheden, hiermee wordt steeds ruimte gevonden voor structurele nieuwe uitgaven.Daardoor resteert er nauwelijks ombuigingspotentieel. | € 0 |
Onderdeel: Bestemmingsreserves Omvang: Circa € 9.800 Duiding: De bestemmingsreserves hebben een specifiek door de raad vastgesteld bestedingsdoel. Deze doelen zijn bewust gekozen, de reserves zijn daarmee volledig geprogrammeerd. Binnen een tijdsbestek van 4 jaar komen de reserves in principe tot besteding. Daarmee zijn de reserves niet direct beschikbaar als weerstandscapaciteit. | € 0 |
Onderdeel: Algemene reserve Omvang: € 18.453 Duiding: In de periode tot en met 2021 stijgt de reserve en zal rond het niveau van € 25 miljoen uitkomen. | € 18.453 |
Beschikbare weerstandscapaciteit eind 2017 | € 18.453 |
Naast het benodigde weerstandsvermogen voor risico's zijn er ook kansen. Deze kansen laten zich niet altijd vertalen in de financiële positie. Deels zijn de kansen wel opgenomen in de begroting in de vorm van winsten uit grondexploitaties en panden. Eén kans verdient nog aandacht: het preferent dividend van de BV Stadsverwarming. Dividend kan eerst worden uitgekeerd nadat het bedrijf werkelijk winst heeft gemaakt en een redelijk eigen vermogen heeft. Met de Stadsverwarming is afgesproken dat de gemeente vanaf 2013 een cumulatief preferent dividend heeft van € 0,7 miljoen, om daarmee recht te doen aan een minimale vergoeding voor het beschikbaar gestelde vermogen. Op basis van de actuele meerjarenprognose van de Stadsverwarming kan over het boekjaar 2019, dus in 2020, dit preferent dividend uitgekeerd worden.
Wat valt er onder risico's en wat niet?
Kortingen op algemene en specifieke uitkeringen
Kortingen op algemene (het gemeentefonds) en specifieke uitkeringen worden ingeschat en verwerkt in de begroting. Het weerstandsvermogen is nadrukkelijk niet bedoeld als buffer hiervoor. De begroting moet hier dus op inspelen. Dat geldt ook voor risico's van het onvolledig kunnen declareren van uitgaven op specifieke uitkeringsregelingen. Deze risico's kunnen we vooraf inschatten en hierop de administratieve organisatie aanpassen.
Kosten
Voor gebeurtenissen waarvan het zeker is dat ze ontstaan en waarvan de omvang ook bekend is, stellen we voorzieningen in. Bij het weerstandsvermogen kunnen we kosten derhalve buiten beschouwing laten. De voorzieningen zijn ook daadwerkelijk op orde.
Rampen en crisis
Voor rampen en crisissituaties is een scala aan beheersmaatregelen getroffen. We hebben een rampenplan waarin staat hoe te acteren bij een (dreigende) ramp of crisis en een verzekerd risico (zo niet, dan vallen we terug op de Rijksoverheid). Uiteraard kan er sprake zijn van een financieel nadeel voor de gemeente. Hoeveel kunnen we vooraf niet inschatten. Onze inspanningen zijn er hoe dan ook op gericht om een dergelijke schade te voorkomen, dan wel te minimaliseren. Voor zover binnen onze beïnvloedingssfeer, zorgen we via vergunningen en periodieke toetsing voor het minimaliseren van risico's.
Voor bepaling van de wenselijke omvang van het weerstandsvermogen hebben we de financiële risico's in kaart gebracht. Bij deze risico's hanteren we een ondergrens van € 100.000. Risico's daaronder lichten we hier verder niet toe, omdat het een lange reeks van kleine risico's betreft. Daadwerkelijk opgetreden risico's komen terug als afwijking in de programmarekening ter verklaring van het resultaat.
De risico’s die we bij deze paragraaf meenemen zijn de niet reguliere, strategische, niet kwantificeerbare risico’s. De reguliere risico's staan immers in de begroting. Veelal kunnen we deze via een verzekering afdekken. Bij deze risico’s geldt dat we kunnen inschatten of het risico zich daadwerkelijk zal manifesteren en de omvang van het risico.
Om de risico’s op te vangen, zijn verschillende maatregelen mogelijk:
Bij het hierna wegen en waarderen van de risico’s is meegenomen dat de gemeente de komende periode nog een deel van eerder afgesproken bezuinigingen invult. Zolang deze niet volledig zijn gerealiseerd, zal het niet eenvoudig zijn om extra bezuinigingen te realiseren die nodig kunnen zijn om structurele tegenvallers op te vangen (zoals hieronder benoemd). Daarom gaan we er in de weging van het nodige weerstandsvermogen van uit dat het drie jaar duurt voordat we een structureel effect van de risico’s kunnen compenseren met lagere uitgaven. In de opstelling is niet afgewogen of alle risico's zich gelijktijdig kunnen en zullen voordoen. De risico's zijn daarom opgeteld. Zodra risico's zich daadwerkelijk manifesteren wegen we af of we structurele maatregelen moeten nemen.
Het totaal aan benodigd weerstandsvermogen schatten we eind 2016 in op € 14 miljoen. In onderstaande tabel staan de actuele onderwerpen en is aangegeven of we voor dit onderwerp rekening houden met benodigd weerstandsvermogen. Ook staat hier welke beheersmaatregel we kunnen inzetten om het risico zoveel mogelijk te verkleinen of uit te schakelen. In de omschrijving is het toegelicht als de huidige inschatting afwijkt van inschatting in de begroting.
In de omschrijving is toegelicht waarom de huidige inschatting afwijkt van inschatting in de begroting 2017-2020.
Onderwerp/omschrijving/beheersmaatregel | Huidige opname (x 1.000) |
---|---|
Onderwerp: Participatiewet -inkomensdeel Omschrijving: Op basis van de Participatiewet verstrekt de gemeente uitkeringen om te kunnen voorzien in het levensonderhoud. Het aantal uitkeringen en de omvang hiervan is voor de gemeente niet goed te beïnvloeden. Voor deze lasten ontvangt de gemeente een aandeel uit het landelijke macrobudget, dit aandeel wijzigt gedurende het jaar nauwelijks. De omvang van het macrobudget wordt landelijk wel bijgesteld als het aantal uitkeringsontvangers landelijk toeneemt. De Purmerendse situatie hoeft zich niet op een gelijke manier te ontwikkelen als het landelijk gemiddelde. Als in Purmerend de ontwikkeling negatief afwijkt van het landelijk gemiddelde, treedt er een financieel nadeel op. De eerste 7,5% is daarbij voor rekening van Purmerend. De afgelopen jaren was sprake van een overschot. Vanaf 2017 wordt een nadeel verwacht door wijzigingen in het objectieve verdeelmodel. De kans op afwijkingen is groot. In de situatie dat er sprake is van een nadeel van meer dan 7,5% kan onder bepaalde voorwaarden een beroep worden gedaan op een landelijke regeling. Voor de afwijkingen in enig jaar geldt dat deze moeten worden opgevangen in het weerstandsvermogen van de gemeente. Het risico in de uitvoering van het inkomensdeel van de Wwb kan oplopen van € 1,5 tot € 2 miljoen per jaar. Voor de waardering van het risico wordt uitgegaan van een bedrag van € 2 miljoen. Beheersmaatregel: Dit risico is gewijzigd ten opzichte van de begroting 2017. | € 2.000 |
Onderwerp: Wmo, Jeugdwet en Participatiewet Omschrijving: Binnen de beleidskaders kunnen zich sprongen in de uitgaven voordoen doordat voor specifieke inwoners plotseling dure voorzieningen moeten worden getroffen. Hiervoor is in de begroting weliswaar ruimte opgenomen, maar er is nog onvoldoende ervaring met hoe dit uitpakt. Beheersmaatregel: Voor de risico’s is een bestemmingsreserve ingesteld. De bestemmingsreserve bevat daarnaast ook ruimte voor transformatie en innovaties in de uitvoering. Daarmee is het risico voorlopig afdoende afgedekt. Met het oog op de verwachting dat de budgetten vanaf 2017 verder zullen dalen en de risico's die hier mee samenhangen, wordt voorgesteld extra middelen toe te voegen aan de reserve risico's 3D. Daarmee is het risico voorlopig afdoende afgedekt. | € 0 |
Onderwerp: Asbestsaneringen Omschrijving: In een aantal gemeentelijke panden, waaronder onderwijsgebouwen, is asbest toegepast. Naar de aanwezigheid van asbest en de mogelijkheden tot sanering is meerdere malen onderzoek gedaan. In een aantal gebouwen is de aanwezige asbest niet verwijderd en kan dit alleen gebeuren als bouwkundige werkzaamheden plaatsvinden. Zolang deze werkzaamheden niet plaatsvinden is er een risico. Voor de saneringen is eerder een bestemmingsreserve ingesteld. Omdat de wens bestaat om zo weinig mogelijk reserves aan te houden, worden nu asbestsaneringen, anders dan in onderwijsgebouwen, bekostigd uit de algemene reserve. Als een situatie zich voordoet, worden de werkzaamheden opgepakt en de begroting aangepast. De omvang laat zich niet goed wegen. Als stelpost wordt daarom rekening gehouden met € 0,5 miljoen. Beheersmaatregel: Er worden geen aparte beheersmaatregelen ingezet. | € 500 |
Onderwerp: Grondexploitaties Omschrijving: In de grondexploitaties zijn zogenaamde conjuncturele risico’s en specifieke projectrisico’s benoemd. Conjuncturele risico’s zijn algemene stagnatie van de verkoop (uitgaven en de inkomsten liggen twee jaar stil, in die tijd is er wel een rentelast) en lagere verkoopprijzen. Als belangrijk projectrisico is in de meerjarenprognose gronden opgenomen een minder gunstige verkoop op het bedrijventerrein Baanstee-Noord. Het benodigde weerstandsvermogen voor Baanstee-Noord bedraagt € 4,06 miljoen. De omvang van het risico is ten opzichte van de begroting 2016 afgenomen met € 6,6 miljoen door meer gronduitgiftes dan geraamd en een verbeterd marktperspectief op lange termijn. Voor de grondexploitaties van de woningbouwlocaties Kop West, Klein Where, Wheermolen West Parkzone en Brantjesstraat wordt totaal €1,08 miljoen weerstandvermogen aangehouden. Met name is gerekend met de consequenties van conjuncturele risico’s als gevolg van vertraging in de uitgifte van kavels en minder opbrengststijging dan geraamd. Beheersmaatregel: Per grondexploitatie zijn specifieke maatregelen genomen om het beslag op het weerstandsvermogen te beperken. | € 5.100 |
Onderwerp: Wachtgeld wethouders Omschrijving: Na het aftreden van wethouders voor het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd is er een recht op wachtgeld. De maximale wachtgeldverplichting voor de gemeente bedraagt circa € 1,2 miljoen. Het is onwaarschijnlijk dat het volledige college tegelijkertijd aftreedt, niet wordt herbenoemd en volledig gebruik maakt van het recht op wachtgeld. Bij de komende gemeenteraadsverkiezingen van 2018 zullen naar verwachting wachtgeldverplichtingen ontstaan. Beheersmaatregel: Er is geen aparte beheersmaatregel getroffen. Indien een bestuurder gebruik maakt van wachtgeld wordt de maximale wachtgeldverplichting in de loop van het jaar van aftreden gestort in een wachtgeldvoorziening. Indien sprake is van een terugkeerrecht in een betaalde functie voor het aanvaarden van het ambt, kan de wachtgeldverplichting lager worden ingeschat dan het maximum. | € 1.000 |
Onderwerp: Lokaal referendum Omschrijving: De omvang van dit risico is ongewijzigd ten opzichte van de begroting 2017. Beheersmaatregel: Niet van toepassing | € 240 |
Onderwerp: Loon/prijsstijgingen Omschrijving: Indien in het lopende begrotingsjaar de lonen of prijzen significant meer stijgen dan begroot, zijn er weinig mogelijkheden om de hieruit voortvloeiende hogere lasten op te kunnen vangen. De tarieven voor het lopende jaar zijn vastgesteld en pas per januari van het volgende jaar kunnen deze worden verhoogd. De omvang van dit risico is ongewijzigd ten opzichte van de begroting 2017. Verder bestaat de kans dat de loonkosten stijgen als gevolg van exogene factoren. Het betreffen wijzigingen in de percentages van de pensioenpremie en wijzigingen in diverse grondslagen en premies, bijvoorbeeld met betrekking tot WAO/WIA, zorgverzekeringswet, werkgeversbijdrage IPAP en levensloop. Beheersmaatregel: Het hogere loon- en prijsniveau wordt in de begroting verwerkt. Hierdoor blijft er minder ruimte over voor nieuwe beleidskeuzes of zal er zelfs moeten worden bezuinigd als er geen sluitende meerjarenbegroting kan worden opgesteld. Voor de loon- en prijsstijgingen wordt in de meerjarenbegroting uitgegaan van een gemiddeld niveau van inflatie van 1,5% per jaar. Voor de stijging van de loonkosten is er een afhankelijkheid van landelijke cao-afspraken en premie-effecten in de pensioenen. | € 1.200 |
Onderwerp: Vennootschapsbelasting Omschrijving: Met ingang van 2016 zijn gemeenten vennootschapsbelastingplichtig. Voor de ondernemersactiviteiten wordt jaarlijks een aangifte gedaan, tenzij de gemeente hiervan is vrijgesteld. Dit onderwerp was als risico opgenomen in de begroting 2016 omdat onduidelijk was of de al begrote winsten kunnen worden gerealiseerd of dat hiervan vennootschapsbelasting (Vpb) moet worden afgetrokken. Op basis van recente inzichten is er reden om hiervoor een bedrag op te nemen in het benodigd weerstandsvermogen. Beheersmaatregel: Ontwikkeling Meerjarenprogramma Grondexploitaties (MPG) | € 1.000 |
Onderwerp: Pensioenpremies bestuurders Omschrijving: Voor pensioenen van (ex-)bestuurders zijn afkoopsommen betaald en worden jaarlijks premies gestort. Als gevolg van de dalende rentestanden kunnen eerdere afkoopsommen en betaalde premies ontoereikend blijken voor de dekking van de pensioenverplichting. In 2016 is in dit verband een extra last opgetreden van € 0,13 miljoen. Omdat de rekenrentes uitgaan van een voortschrijdend gemiddelde, kan deze rente nog verder dalen. De kans op verdere daling is voor de korte termijn (de komende drie jaar) groot. Op langere termijn kan er weer sprake zijn van een stijging van de rekenrente. In het benodigde weerstandsvermogen wordt rekening gehouden met verdere daling van de rekenrente van nog eens 0,30%. De omvang van dit risico is gewijzigd ten opzichte van de begroting 2017. Toen werd uitgegaan van een risicovan nihil. Beheersmaatregel: Er is geen beheersmaatregel tegen de ontwikkelingen op de geldmarkt. | € 130 |
Onderwerp: Renterisico Omschrijving: De gemeente trekt langlopende leningen aan om in de eigen financieringsbehoefte te voorzien. De financieringsbehoefte zal de komende jaren naar verwachting afnemen door de afloop van bestaande leningen en de omvang van voorgenomen investeringen. De jaarlijkse kosten van de financieringsbehoefte (rentelasten) worden bepaald door de omvang van de bestaande leningenportefeuille, de financieringsbehoefte als gevolg van voorgenomen investeringen en de van toepassing zijnde rentetarieven. De afgelopen jaren waren niet voldoende liquiditeiten beschikbaar zodat het nodig was om op de kapitaalmarkt leningen aan te trekken. Gezien de afname in de voorgenomen investeringen van Purmerend zal er naar verwachting vanaf 2017 een lagere financieringsbehoefte ontstaan. In de financieringsbehoefte houdt Purmerend rekening met een jaarlijkse lichte stijging van de rente met 0,1%. Bij een netto jaarlijkse financieringsbehoefte van circa € 40 miljoen en een stijging van de rente van 1% bedraagt de toename van de rentelasten jaarlijks structureel circa € 0,4 mln. Voor de waardering van het risico wordt uitgegaan van een bedrag van €1,6 miljoen. Beheersmaatregel: Via het zogeheten renteomslagpercentage worden de rentelasten toegerekend aan de programma's waarvoor sprake is van een financieringsbehoefte. Het renteomslagpercentage wordt berekend op basis van de uitgangspunten van de door raad vastgestelde begroting. Verder wordt de financieringsbehoefte periodiek meerjarig bepaald en wordt beoordeeld of incidenteel dan wel structureel tot afdekking van het renterisico dient te worden overgegaan. | € 1.600 |
Onderwerp: Gemeentefonds Omschrijving: Risico is dat de inkomsten uit het gemeentefonds afwijken van wat in de begroting is geraamd. Dit betreft ontwikkelingen in het accres, in de verdeelmaatstaven en effecten taakmutaties. In de begroting worden met deze ontwikkelingen normaliter rekening gehouden. Gezien de dynamiek in het fonds en een generieke opschalingskorting die doorloopt tot en met 2025 is de maximale impact van dit risico € 2 miljoen. Beheersmaatregel: Op de voet volgen van ontwikkelingen (circuliaires /rijksbegroting). | € 2.000 |
Onderwerp: Uitgifte Baanstee-Noord Omschrijving: Er is een juridisch geschil onstaan bij de gronduitgifte van Baanstee -Noord. De gemeente Purmerend heeft een claim ontvangen van € 750.000. Juridische procedure loopt nog. | € 750 |
Totaal benodigd weerstandsvermogen: | € 15.520 |
(Bedragen x € 1 miljoen) | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 |
---|---|---|---|---|---|
Beschikbare weerstandscapaciteit | 12,6 | 18,5 | 19,4 | 20,7 | 22,8 |
Benodigd weerstandsvermogen | 14,9 | 15,5 | 15,5 | 15,5 | 15,5 |
Ratio | 0,85 | 1,19 | 1,25 | 1,34 | 1,47 |
Met het oog op een betere raming en beheersing van het EMU-saldo wordt in het nieuwe BBV een geprognosticeerde balans voorgeschreven en het meerjarig opnemen van het EMU-saldo in deze paragraaf. Met het opnemen van een geprognosticeerde balans in het kader van hoofdlijnen vernieuwing BBV wordt meer inzicht verstrekt in de ontwikkeling van onder meer investeringen, het aanwenden van reserves en voorzieningen en in de financieringsbehoefte.
Activa (bedragen x € 1.000) | 1-1-2018 | 1-1-2019 | 1-1-2020 | 1-1-2021 |
---|---|---|---|---|
Immateriele vaste activa | - | - | - | - |
Materiele vaste activa | 254.488 | 254.420 | 256.478 | 254.970 |
Totaal (Im-)materiele vaste activa | 254.488 | 254.420 | 256.478 | 254.970 |
Financiële vaste activa | 57.156 | 56.561 | 55.964 | 55.364 |
Bijdrage aan derden | 381 | 362 | 342 | 323 |
Onderhanden werk inclusief bouwgrond in exploitatie | 45.139 | 38.518 | 33.813 | 28.924 |
Voorziening Grexen | -988 | -175 | -94 | -94 |
Overige grond- en hulpstoffen | 309 | 306 | 317 | 237 |
Totaal voorraden | 44.460 | 38.649 | 34.036 | 29.066 |
Kortlopende vorderingen | 17.967 | 18.147 | 18.406 | 13.650 |
Liquide middelen | -30.527 | -27.951 | -25.302 | -12.479 |
Overlopende activa | 3.088 | 3.469 | 4.051 | 3.918 |
BALANSTOTAAL DEBET | 347.013 | 343.657 | 343.976 | 344.812 |
Passiva (bedragen x € 1.000) | 1-1-2018 | 1-1-2019 | 1-1-2020 | 1-1-2021 |
Eigen vermogen | 25.086 | 24.591 | 26.219 | 28.745 |
Voorzieningen | 4.646 | 4.337 | 3.749 | 3.123 |
Totaal eigen vermogen en voorzieningen | 29.732 | 28.928 | 29.967 | 31.868 |
Langlopende leningen Algemene dienst/Woningbouw | 278.682 | 278.542 | 280.689 | 283.829 |
Overige langlopende schulden | 8.000 | 8.000 | 8.000 | 8.000 |
Totaal langlopende schuld | 286.682 | 286.542 | 288.689 | 291.829 |
Kortlopende schulden (incl. crediteuren) | 15.478 | 13.151 | 11.301 | 7.838 |
Overlopende passiva | 15.122 | 15.036 | 14.019 | 13.276 |
BALANSTOTAAL CREDIT | 347.013 | 343.657 | 343.976 | 344.812 |
Met ingang van de opstelling van de begroting 2016 zijn gemeenten verplicht een vijftal kengetallen in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing op te nemen. De invoering van de betreffende kengetallen heeft louter tot doel een beter inzicht te verschaffen in de financiële positie van de gemeente, voor de vergelijking met andere gemeenten. Deze getallen dienen niet om te komen tot een normering (wat is goed, wat is slecht). Het gaat om de volgende kengetallen:
Rekening 2016 | Begroting 2017 | Begroting 2018 | Begroting 2019 | Begroting 2020 | Begroting 2021 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
1A | Netto schuldquote | 123,8% | 140,4% | 146,1% | 145,0% | 144,0% | 139,8% |
1B | Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle leningen | 99,4% | 114,0% | 118,3% | 115,4% | 116,6% | 114,0% |
2 | Solvabiliteitsratio | 9,3% | 8,3% | 8,6% | 8,4% | 8,7% | 9,2% |
3 | Grondexploitatie | 22,2% | 27,2% | 27,0% | 26,4% | 23,6% | 21,4% |
4 | Structurele exploitatieruimte | 5,5% | -0,4% | -0,2% | 0,0% | 0,4% | 0,4% |
5 | Belastingcapaciteit | 103,0% | 103,1% | 95,4% | 95,4% | 95,4% | 95,4% |
Toelichting
1A. Netto schuldquote
De netto schuld weerspiegelt het niveau van de totale schuldenlast van de gemeente ten opzichte van de eigen middelen. De netto schuldquote geeft een indicatie van de druk van de rentelasten en de aflossingen op de exploitatie.
1B. Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
Om inzicht te verkrijgen in hoeverre sprake is van doorlenen, wordt de netto schuldquote zowel in- als exclusief doorgeleende gelden weergegeven (netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen). Op die manier wordt duidelijk in beeld gebracht wat het aandeel van de verstrekte leningen is en wat dit betekent voor de schuldenlast.
De wijze waarop de netto schuldquote gecorrigeerd voor de doorgeleende gelden wordt berekend, is gelijk aan de netto schuldquote, met dien verstande dat bij de financiële activa ook alle verstrekte leningen worden opgenomen (zie artikel 36 lid b en c, van het BBV).
De doorgeleende gelden worden in Purmerend geleidelijk aan afgebouwd. Het betreft leningen aan woningcorporaties, Stadsverwarming, P3, de bibliotheek en ambtenaren hypotheken. Nieuwe leningen worden in principe niet verstrekt. De totale omvang van eind 2016 nog € 20,01 miljoen zal daarmee afnemen naar circa € 7,8 miljoen in 2024.
In de schuldquote zijn ook opgenomen de leningen voor de financiering van het aandelenkapitaal Stadsverwarming. Door de omvang van dit kapitaal ontstaat er een bijzondere situatie. Het kapitaal bedraagt € 38,3 miljoen, uitgedrukt in het begrotingstotaal is dat zo'n 17%. Dit verklaart mede waarom Purmerend ten opzichte van andere steden een uitzonderlijk hoge schuldquote heeft.
2. De solvabiliteitsratio
Dit kengetal geeft inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is aan haar financiële verplichtingen op de lange termijn te voldoen. Onder de solvabiliteitsratio wordt verstaan het eigen vermogen als percentage van het balanstotaal. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat volgens artikel 42 van het BBV uit de reserves (zowel de algemene reserve als de bestemmingsreserves) en het resultaat uit het overzicht van baten en lasten.
3. Grondexploitatie
Dit kengetal geeft weer hoe de waarde van de grond zich verhoudt tot de totale (geraamde) baten. Voor de berekening van dit kengetal worden de niet in exploitatie genomen gronden en de bouwgrond in exploitatie bij elkaar opgeteld en gedeeld door de totale baten uit de programmabegroting of jaarstukken (ingevolge artikel 17, onderdeel c, van het BBV), en uitgedrukt in een percentage. De boekwaarde van de voorraden grond is van belang, omdat deze waarde moet worden terugverdiend bij de verkoop. De accountant dient ieder jaar te beoordelen of de gronden tegen een actuele waarde op de balans zijn opgenomen.
4. Structurele exploitatieruimte
Voor de beoordeling van het structurele en reële evenwicht van de begroting wordt het onderscheid gemaakt tussen structurele en incidentele lasten. Bij incidentele lasten of baten gaat het om eenmalige zaken die zich gedurende maximaal drie jaar voordoen.
Een begroting waarvan de structurele baten hoger zijn dan de structurele lasten is meer flexibel dan een begroting waarbij structurele baten en lasten in evenwicht zijn. De structurele exploitatieruimte wordt bepaald door het saldo van de structurele baten en lasten en het saldo van de structurele onttrekkingen en toevoegingen aan reserves gedeeld door de totale baten, en uitgedrukt in een percentage.
5. Belastingcapaciteit
De belastingcapaciteit geeft inzicht hoe de belastingdruk in de provincie of gemeenten zich verhoudt ten opzichte van het landelijke gemiddelde. De ruimte die een gemeente heeft om zijn belastingen te verhogen, wordt vaak gerelateerd aan de totale woonlasten. Het COELO publiceert deze lasten ieder jaar in de Atlas van de lokale lasten. Onder de woonlasten worden verstaan de OZB en de rioolheffing en reinigingsheffing voor een woning met gemiddelde WOZ-waarde in betreffende gemeente. De belastingcapaciteit van gemeenten wordt daarom berekend door de totale woonlasten van een meerpersoonshuishouden in jaar t, te vergelijken met het landelijk gemiddelde in jaar t-1 en uit te drukken in een percentage.
Voor het kengetal belastingcapaciteit geldt in de Purmerendse situatie dat zowel de afvalstoffenheffing als de rioolheffing volledig kostendekkend zijn en dat hieraan volledige kostentoerekening plaatsvindt. Purmerend heeft relatief hogere tarieven dan de andere gemeenten, maar dit verschil is wel aan het afnemen.
Tegelijkertijd geldt voor de OZB dat Purmerend op of onder het gemiddelde van het land zit. Door de heffingen en de OZB samen te nemen is dit verschil helaas niet zichtbaar.
Voor het maken van de vergelijking wordt uitgegaan van een stijging van de lokale belastingen met nominaal 1,5% per jaar in de jaren na 2017. Omdat Purmerend al werkt met maximale kostendekkendheid voor de afvalstoffenheffing en de heffing gemeentelijke watertaken, is de verwachting dat de positie onder het landelijk gemiddelde komt.