In de algemene dekkingsmiddelen zijn de baten en lasten opgenomen die niet specifiek tot een programma behoren. De algemene dekkingsmiddelen betreffen vooral de OZB en de uitkeringen uit het gemeentefonds. Deze middelen kennen wettelijk geen vooraf bepaald bestedingsdoel en zijn daarmee vrij aanwendbaar. In de praktijk worden de middelen die voor een bepaald doel aan het gemeentefonds worden toegevoegd of onttrokken wel gekoppeld aan de betreffende programma's.
De niet vrij aanwendbare heffingen, zoals het rioolrecht, de afvalstoffenheffing en de ontvangsten van specifieke uitkeringen, zijn als baten opgenomen in de betreffende programma’s.
In dit onderdeel wordt het volgende onderscheid gehanteerd:
De uitkering uit het gemeentefonds is gebaseerd op de meicirculaire 2017. De vooruitzichten op de ontwikkeling van het gemeentefonds zijn volledig verwerkt waarbij uitgegaan is van het voorzichtigheidsprincipe. De ontwikkeling binnen het gemeentefonds staat niet stil. Hieronder worden deze ontwikkelingen kort toegelicht.
Traject herziening financiële verhoudingen
De Raad voor de Financiële verhoudingen (RFV) heeft een advies uitgebracht over de geldstroom tussen Rijk en gemeenten. Het advies aan het kabinet is dan ook: ‘Eerst de politiek, dan de techniek’. De Raad voor de Financiële verhoudingen stelt dat de huidige geldstromen tussen Rijk en gemeenten ondoorzichtig zijn. Hierdoor dreigt draagvlak onder de financiële verhoudingen weg te vallen. De huidige financiële verhoudingen tussen Rijk en gemeenten leiden tot een ondoelmatige besteding van overheidsgeld. De raad pleit voor het invoeren van het principe ‘wie bepaalt, betaalt'. De overheid (Rijk, provincie of gemeente) die besluit of een bepaalde taak moet worden uitgevoerd en hoe goed, moet ook de financiële afweging daarvan op zijn bord krijgen. Gemeenten bepalen bijvoorbeeld zelf of ze geld willen uitgeven aan sport, cultuur of plantsoenen, en hoeveel. Hier is veel beleidsvrijheid. Een groot deel van deze kosten wordt echter betaald vanuit een uitkering van de Rijksoverheid. Hierdoor zijn gemeenten vaak geneigd die uitkering hoe dan ook uit te geven. Doen ze dat niet, dan moeten ze in het slechtste geval middelen teruggeven aan het Rijk. Kosten en baten worden hierdoor volgens de Raad voor Financiële Verhoudingen niet altijd goed tegen elkaar afgewogen en dat is niet doelmatig. De raad stelt daarom voor een groter aantal gemeentelijke taken uit de lokale belastinggelden te betalen. Een gemeenteraad kan vervolgens kiezen deze taken het belastinggeld van de burgers waard is. Landelijke belastingen kunnen vervolgens omlaag omdat het Rijk minder geld aan gemeenten hoeft te geven. Het maken van keuzes ten behoeve van de verdere uitwerking van de verdeelsystematiek van het gemeentefonds is aan een volgend kabinet.
Integratie-uitkering sociaal domein
De uitkering voor het sociaal domein blijft ook in 2018 een aparte uitkering. Eerder was de bedoeling dat de uitkering per 2018 deel van de algemene uitkering aan de gemeenten zou worden. Omdat eerst nog afspraken gemaakt moeten worden over de structurele indexering, is afgesproken dat de uitkering in 2018 nog een aparte integratie-uitkering blijft. De wijzigingen in de budgetten zijn onder meer de uitwerking van de bestuurlijke afspraken die recent tussen de VNG en minister Plasterk zijn gemaakt. Daarnaast wordt er gewerkt aan een nieuw verdeelmodel voor de budgetten voor beschermd wonen, maatschappelijke opvang en begeleiding met als ingangsdatum 2020.
De resultaten van SVP zijn afhankelijk van tal van parameters, zowel door SVP beïnvloedbare als niet-beïnvloedbare, waarvan de belangrijkste zijn:
Op basis van de actuele meerjarenprognose van Stadsverwarming wordt vanaf 2019 een positief bedrijfsresultaat gemaakt en kan in 2020 voor het eerst dividend worden uitgekeerd. Binnen dit bedrijfsresultaat is rekening gehouden met de gevoeligheden zoals hierboven genoemd. In de periode na 2020 zal het resultaat worden bestemd voor herstel van het eigen vermogen richting € 38 miljoen en tegelijkertijd voor een stabiel dividend aan de aandeelhouder. Daarnaast is het kabinet voornemens om in het Belastingplan 2018 de stadsverwarmingsregeling (SV-)regeling te verruimen, waardoor niet het energiebelasting blokverwarmingstarief op gas in hulpketels van toepassing is, maar het degressieve tarief. Dit zou voor de Stadsverwarming een structureel voordeel opleveren van circa € 3 miljoen per jaar.
(bedragen x € 1.000) | Rekening
| Primitieve
| Begroting 2017
| Begroting
| Begroting
| Begroting
| Begroting
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
Lasten | -3.082 | -314 | -2.048 | -1.445 | -2.828 | -3.302 | -3.850 |
Baten | 142.457 | 138.085 | 138.558 | 143.400 | 147.224 | 150.574 | 152.514 |
Saldo | 139.374 | 137.771 | 136.509 | 141.955 | 144.396 | 147.273 | 148.664 |
Het saldo stijgt met € 4,7 miljoen ten opzichte van de bijgestelde begroting 2017. Deze stijging wordt veroorzaakt door € 0,5 miljoen lagere lasten en € 4,2 miljoen hogere baten en wordt hieronder per onderdeel nader toegelicht.
(bedragen x € 1.000) | Rekening
| Primitieve
| Begroting 2017
| Begroting
| Begroting
| Begroting
| Begroting
|
---|---|---|---|---|---|---|---|
1 Lokale heffingen | |||||||
Lasten | -75 | -37 | -38 | -38 | -39 | -39 | -40 |
Baten | 13.056 | 13.285 | 13.096 | 13.425 | 13.647 | 13.864 | 14.104 |
12.981 | 13.247 | 13.058 | 13.387 | 13.609 | 13.824 | 14.064 | |
2 Nog te bestemmen middelen | |||||||
Lasten | 424 | 1.220 | -550 | -149 | -1.532 | -2.006 | -2.555 |
Baten | 0 | -100 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
424 | 1.120 | -550 | -149 | -1.532 | -2.006 | -2.555 | |
3 Gemeentefonds | |||||||
Lasten | -11 | -12 | -12 | -12 | -12 | -12 | -12 |
Baten | 122.698 | 120.319 | 121.056 | 126.031 | 128.927 | 130.984 | 133.037 |
122.687 | 120.307 | 121.044 | 126.019 | 128.915 | 130.972 | 133.025 | |
4 Eigen financieringsmiddelen | |||||||
Lasten | -121 | -99 | -62 | -51 | -50 | -49 | -48 |
Baten | 5.191 | 3.080 | 2.997 | 2.515 | 3.250 | 3.637 | 3.282 |
5.070 | 2.981 | 2.934 | 2.463 | 3.200 | 3.588 | 3.234 | |
5 Deelnemingen | |||||||
Lasten | -1.808 | -1.386 | -1.386 | -1.195 | -1.195 | -1.195 | -1.195 |
Baten | 1.511 | 1.501 | 1.410 | 1.430 | 1.400 | 2.090 | 2.090 |
-296 | 115 | 24 | 235 | 205 | 895 | 895 | |
6 Incidentele baten en lasten | |||||||
Lasten | -1.492 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
-1.492 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Onder dit product vallen de onroerende zaak en roerende ruimte-belastingen, de hondenbelasting, precario en de toeristenbelasting. De ontwikkeling in de baten wordt veroorzaakt door de jaarlijkse aanpassing van de tarieven, de toename van areaal dat in de heffing wordt betrokken en de invoering van de toeristenbelasting. Dit resulteert in een stijging van de baten ten opzichte van 2017 van € 231.000. Voor 2018 geldt dat de indexering 1,6% (CBS/CPI januari 2017) is voor (on-)roerende zaaksbelastingen (OZB/RZB). In de meerjarenraming wordt voor de jaren na 2018 uitgegaan van 1,5%. De honden- en precariobelasting zijn verhoogd met 3,44% als autonome ontwikkeling.
In het onderdeel nog te bestemmen middelen zijn een aantal collectieve stelposten voor de gemeentebegroting opgenomen. Deze stelposten betreffen de ontwikkeling van lonen, prijzen en subsidies en de inschatting van de vertragingen in de investeringen ten opzichte van de kredietoverzichten. Per saldo is hier voor 2018 rekening gehouden met een bedrag van € 219.000. Dit bedrag kan als volgt worden onderverdeeld:
De opbrengst uit het gemeentefonds stijgt met ruim € 4,3 miljoen naar € 126 miljoen. De stijging houdt voor een belangrijk deel verband met de kortingen in de algemene mutaties die zijn doorgevoerd als gevolg van de koppeling aan de rijksuitgaven.
De uitkering uit het gemeentefonds valt uiteen in drie onderdelen:
a. de algemene uitkering. Deze stijgt met € 3,5 miljoen door de koppeling aan de rijksuitgaven (algemene mutaties in de uitkeringsfactor), taakmutaties en ontwikkeling in de uitkeringsbasis naar € 75,8 miljoen.
De algemene mutaties in de uitkeringsfactor stijgen per saldo door een hoger accres als gevolg van een hogere inflatie, een lagere uitkeringsbasis (inflatie van de rekentarieven i.v.m. herwaardering van de WOZ-waarde, bijstandontvangers en loonkostensubsidie) en een lagere generieke korting (plafond BTW-compensatiefonds en VNG betalingen). Hiervan is een gedeelte achter de hand gehouden voor bekostiging van loon- en prijsstijgingen. In de jaren na 2018 stijgt de algemene uitkering naar € 81,8 miljoen als gevolg van een hoger accres (inflatie).
b. Integratie uitkeringen. De belangrijkste integratie-uitkering betreft Wmo-oud. Deze uitkering stijgt met bijna € 0,2 miljoen naar € 6,9 miljoen. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door een toevoeging van beschikbare volumemiddelen, middelen voor extramuralisering, compensatie vervallen oudertoeslag en een loon/prijs bijstelling. In de jaren daarna wordt er elk jaar een stijging voorzien als gevolg van de groei van de doelgroep en de stijging van de prijzen.
c. Sociaal domein. De middelen voor het sociaal domein dalen met € 0,6 miljoen naar € 43,4 miljoen. Stijging van het totale budget voor het sociaal domein is het gevolg van de compensatie van de hogere kosten als gevolg van de inflatie. Het bedrag voor ABWZ/Wmo en Jeugdzorg nemen respectievelijk toe met € 0,9 miljoen en Participatie daalt met € 0,3 miljoen. Na 2018 blijven de middelen voor het sociaal domein nagenoeg gelijk € 43,4 miljoen in 2021, ondanks de generieke kortingen vanuit het Rijk. Dit wordt overigens grotendeels verklaard door aanpassing van prijs- en volumecompensatie.
De opbrengst van de eigen financieringsmiddelen daalt met ruim € 270.000. In de gemeentebegroting wordt met een vast rentepercentage gewerkt voor de kapitaallasten. Over de boekwaarde wordt voor wegen, gebouwen en installaties en dergelijke gerekend met 2,5% en voor grondexploitaties met 2,0%. De werkelijke rente die de gemeente op dit moment betaalt is lager (gemiddeld 2,08%). Hierdoor ontstaat er een renteopbrengst. Door de verlaging van de renteomslag van 3% naar 2,5%, vloeit een deel van de lagere rente terug naar de tarieven die de burgers betalen en het andere deel via een lager renteresultaat op de eigen financieringsmiddelen. In de meerjarenraming neemt de opbrengst geleidelijk aan weer toe. Dit wordt veroorzaakt doordat de nieuw aan te trekken financiering in de komende jaren tegen een licht stijgende rente wordt afgesloten ten opzichte van de huidige leningportefeuille. In de paragraaf financiering is toegelicht dat als gevolg hiervan rekening moet worden gehouden met een verdere verlaging van de rekenrente voor de materiële vaste activa. In de volgende kaderbrief wordt hierop teruggekomen.
De lasten van de deelnemingen dalen als gevolg van de lagere rekenrente. Per saldo ontstaat er vanaf 2018 een voordelig resultaat. Dit is het gevolg van de technische wijziging van de toegerekende rente met 0,5%. De verlaging van de rekenrente met 0,5% werkt vooral door op de lasten deelneming in de Stadsverwarming (0,5% over € 38,3 miljoen). De daling in de baten wordt met name verklaard doordat de risicoprovisie van HVC de komende jaren verder zal dalen als gevolg van de afname van de leningen die door de aandeelhouders zijn gegarandeerd.
(Bedragen x € 1.000) | Begroot 2018 | Begroot 2019 | Begroot 2020 | Begroot 2021 |
---|---|---|---|---|
Armoede bestrijding ouderen | 18 | |||
Afkoop geldleningen | -109 | - | - | - |
Totaal | - 91 | - | - | - |